BEHENDIGHEID / AGILITY
In 1977 bedachten de organisatoren van de Crufts in Engeland een behendigheidswedstrijd voor honden, gebaseerd op de paardensport, om de lange pauzes tussen verschillende keuringen op te vullen. In 1979 is de sport naar Nederland overgebracht door enthousiaste instructeurs die de Crufts bezocht hadden.
Bij agility gaat het erom een hindernissenparcours zo snel mogelijk foutloos af te leggen. De handler, degene die de hond tijdens het parcours begeleidt, zorgt voor aanwijzingen naar de hond toe, zodat de hindernissen in de goede volgorde genomen worden. Dit vereist een team dat een goede band heeft met elkaar en dat goed op elkaar is ingespeeld.
Voordat een hond intensief agility mag gaan doen, moet hij helemaal uitgegroeid zijn. Als u te vroeg met de hond begint, kunnen er ernstige blessures ontstaan, zoals vergroeiingen van botten en gewrichten en spier- en/of peesproblemen. Dit neemt niet weg dat u een jonge hond toch al aan de sport kunt laten "ruiken" door hem bijvoorbeeld, rustig, aan een aantal makkelijke toestellen te laten wennen. Globaal kun je zeggen dat kleine honden minimaal 12 maanden en grotere honden ca. 15 maanden oud moeten zijn.
Naast de lichaamsbouw, de kracht en de wendbaarheid van de honden zijn ook volgzaamheid, dapperheid, een goed evenwichtsgevoel, intelligentie en nauwkeurigheid belangrijke eigenschappen die bepalen of een hond geschikt is voor agility.
Vergeet overigens niet om voor en na het sporten de hond een degelijke warming-up en cooling-down te geven om blessures te voorkomen! En natuurlijk geldt dat ook voor u.
Wat is agility
Bij agility gaat het erom dat de hond, op aanwijzingen van zijn baas, een parcours van rond de 20 hindernissen in een voorgeschreven volgorde aflegt, het liefst snel en foutloos. De afstand tussen de hindernissen is steeds 5 tot 7 meter. De hond moet tijdens een parcours “naakt” zijn: hij mag niets aan of om hebben. De handler mag de hond noch de hindernissen aanraken. De te gebruiken hindernissen zijn reglementair omschreven.
In een parcours kunt u aantreffen
- Afwerkbare hoogtesprongen, tot 65 cm hoog
- Breedtesprong, tot 150 cm breed
- Band of hoepel
- Tunnel; slurf/slappe tunnel
- Slalom, doorgaans 12 palen in een rechte lijn op een onderlinge afstand van 50-65 cm
Tafel
- Kattenloop, 120-135 hoog, 30 cm breed, raakvlakken 90 cm
- Wip, 30 cm breed, raakvlakken 90 cm
- A-schutting, nokhoogte 170 cm, nokhoek 90 graden, raakvlakken 106 cm
Beginners, gevorderden en wedstrijdlopers
De meeste verenigingen bieden agilitytraining op drie niveaus aan: beginners, gevorderden en wedstrijdlopers. Een aantal verenigingen kent daarnaast nog een trainingsgroep voor recreanten: combinaties die wel op wedstrijdniveau zitten, maar weinig of geen wedstrijden lopen.
De beginnerscursussen zijn er vooral op gericht de hond de toestellen aan te leren. Goed aanleren voorkomt later veel problemen. Voor het aanleren van de toestellen zijn verschillende methoden in gebruik. Methoden waarbij veel druk op de hond wordt gelegd, zijn af te raden. Vertrouw erop dat uw instructeur altijd op zoek is naar de beste aanpak voor jezelf en je hond. Maak gebruik van zijn/haar ervaring en je zult merken dat u en uw hond met sprongen vooruit gaan.
In de gevorderdencursussen verschuift het accent van hond naar baas. De toestelbeheersing van de hond wordt verder bijgeschaafd, maar de aandacht richt zich nu vooral op de handler. Die moet leren hoe hij zijn hond in vloeiende lijnen en zonder onnodig oponthoud van hindernis naar hindernis kan sturen. In de loop van de cursus zal de handler ontdekken hoe goed zijn hond al op hem let en probeert wijs te worden uit wat de handler allemaal aangeeft. De meeste handlers moeten een heleboel warrige, overdadige en vaak tegenstrijdige bewegingen en commando's afleren.
Een moeilijk punt blijft altijd de timing. Veel handlers reageren op hun hond: ze geven pas een aanwijzing als ze zien dat de hond inhoudt, naar de handler toedraait of zelf een volgende (meestal de verkeerde) hindernis kiest. Het is uiteraard de bedoeling dat de hond op de handler reageert: de aanwijzing moet dus komen net voordat de hond zich gaat afvragen wat de volgende hindernis zou kunnen zijn.
In de recreantengroep en zeker in de wedstrijdgroep luistert het allemaal weer net iets preciezer. De trainingsfiguren worden lastiger. Aan het contact tussen hond en handler en aan de timing worden hogere eisen gesteld. Een goede trainer zal gericht proberen de zwakke punten van een combinatie te verbeteren. In zijn algemeenheid mag je er op dit niveau van uitgaan dat elke 'fout' van de hond in werkelijkheid een fout van de handler is.
Het wedstrijdcircuit
Er zijn in Nederland twee organisaties die wedstrijden verzorgen: de Federatie Hondensport Nederland (FHN) en de Raad van Beheer. Van deze twee is de Raad van Beheer verreweg het grootst en maakt bovendien deel uit van de FCI (Féderation Cynologique Internationale). De volgende uitleg heeft uitsluitend betrekking op de wedstrijden die onder auspiciën van de Raad van Beheer worden georganiseerd. Het staat individuele combinaties overigens vrij om bij beide organisaties wedstrijden te lopen. Op een wedstrijddag kan een combinatie doorgaans 3 of 4 verschillende parcoursen afleggen, te weten een vast parcours, een jumping en een of twee spelparcoursen.
Een vast parcours bestaat uit minimaal 6 verschillende soorten hindernissen, waaronder minstens 2 en hoogstens 4 raakvlaktoestellen. De raakvlaktoestellen zijn: wip, kattenloop, A-schutting en tafel. Een jumping mag juist geen raakvlaktoestellen bevatten. Van spelparcoursen zijn allerlei varianten denkbaar.
Algemeen m.b.t. wedstrijden agility (onder De Raad van Beheer)
Indien u wedstrijd wilt gaan lopen dient u te beschikken over een startlicentie en werkboekje of logboekje. De startlicentie en logboekjes vraagt u aan via onze vereniging bij De Raad van Beheer.
Voor meer informatie hierover kunt u zich melden bij onze infobalie of vraag uw instructeur.
Bronnen
www.hondenplaza.nl
www.nvbh.nl